‘Ze stonden met hun neuzen tegen het raam aangedrukt’
Mabri Fennema is al vijf jaar programmamanager voor Sterk Techniekonderwijs Zeeland en vertelt bevlogen over de impact van de STO-subsidie. Ze heeft de afgelopen jaren gewerkt aan de samenwerking en verbinding tussen Zeeuwse onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven. Gezamenlijk hebben ze daarin mooie stappen gemaakt en veel leerlingen enthousiast gemaakt voor technische vakken. “Hun enthousiasme is heel aanstekelijk en maakt STO een dankbaar programma.”
Een unieke aanpak
Mabri vertelt dat Zeeland van de 78 deelnemende regio's de enige is die voor de subsidie een provinciebrede aanvraag heeft ingediend. Met een budget van tien miljoen euro werd de provincie in drie subregio’s opgedeeld: Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en de Oosterschelde. “Elke subregio heeft zijn eigen ambities en uitdagingen,” legt Mabri uit. “In Walcheren ontbrak bijvoorbeeld het profiel Bouwen, Wonen en Interieur, terwijl de vraag vanuit het bedrijfsleven groot was. Dankzij de subsidie konden we scholen en bedrijven bij elkaar brengen en het profiel uiteindelijk toch aanbieden.” Het resultaat? Acht leerlingen hebben dit schooljaar voor het profiel gekozen. “Een klein aantal verdeeld over drie vmbo-scholen. We kunnen dit dus alleen maar voor elkaar krijgen dank zij een samenwerking tussen het vmbo, het mbo en het bedrijfsleven.”
De pragmatische samenwerking tussen scholen en bedrijven was essentieel. Zeker in een regio als Zeeland, waar dalende leerlingenaantallen een uitdaging vormen. Hierdoor werd besloten om technische opleidingen te concentreren op specifieke locaties, waaronder mbo-instellingen die hun deuren openden voor vmbo-leerlingen. “We hebben een overeenkomst gesloten met het mbo, zodat leerlingen vanaf het derde jaar gebruik kunnen maken van de faciliteiten en machines die op hun eigen school niet beschikbaar zijn,” zegt Mabri. “Het STO-geld maakte onder meer de benodigde verbouwingen, de gezamenlijke profielen en de onderlinge samenwerking mogelijk.”
Technologische innovaties en crossovers
Een van de meest zichtbare resultaten van de STO-subsidie is de realisatie van meerdere techlabs in Zeeland. Deze zijn voorzien van de nieuwste technologische snufjes, waaronder 3D-printers, zorgrobots en VR-brillen. “Het idee was om technologie aantrekkelijk te maken voor jongeren vanaf het eerste jaar van het vmbo,” legt Mabri uit. “Leerlingen waren direct enthousiast; zelfs tijdens de inrichting stonden ze al met hun neus tegen het raam gedrukt.” De techlabs worden niet alleen gebruikt voor technische vakken, maar ook lessen als Engels zijn mogelijk. Bijvoorbeeld door leerlingen met VR-brillen en green screens virtuele rondleidingen door Londen te laten geven.
“Deze crossovers zijn belangrijk omdat ze laten zien hoe technologie in verschillende vakgebieden geïntegreerd kan worden,” vervolgt Mabri. “Bovendien sluit het aan bij het leven van jongeren. Zij gebruiken VR-brillen thuis al voor games, dus waarom zou dit niet op school kunnen?”
Samenwerking over grenzen heen
Dankzij de STO-subsidie ontstond een klimaat waarin scholen over hun eigen grenzen heen durfden te kijken. “Er zijn nu situaties waarin twee schoolbesturen één vacature voor een docent delen,” vertelt Mabri. “Dat was vijf jaar geleden ondenkbaar. De subsidie heeft de ruimte gecreëerd om creatief te zijn en samen te werken, iets wat cruciaal is in een krimpende regio als Zeeland.”
Het succes van deze aanpak werd ook erkend door de overheid. Tijdens een bezoek aan Zeeland kreeg de toenmalige minister van Onderwijs een rondleiding op een bedrijfslocatie waar vmbo-leerlingen hun keuzevak volgden. “Het enthousiasme van de leerlingen was aanstekelijk,” herinnert Mabri zich. “Een van de jongens vertelde zelfs aan zijn moeder dat hij niet naar school kon komen omdat hij ‘nodig was op de werkplaats’.”
“Een van de jongens vertelde zelfs aan zijn moeder dat hij niet naar school kon komen omdat hij ‘nodig was op de werkplaats’.”
Trots op verantwoordelijkheidsgevoel
Als je Mabri vraagt naar de momenten waarop ze het meest trots is, noemt ze niet alleen de resultaten en successen, maar vooral de samenwerkingen die tot stand zijn gekomen. Een bijzonder project vindt ze de bouw van een tiny house. “Mbo-studenten ontwierpen het huis en bedrijven adviseerden en beoordeelden de ontwerpen. Samen met vmbo-leerlingen maakten ze vervolgens maquettes en bouwden ze gezamenlijk aan het echte huis,” vertelt ze. “Het was prachtig om te zien hoe leerlingen eigenaarschap toonden. ‘Meneer, ze zitten aan mijn huis,’ zei een leerling bijvoorbeeld toen anderen aan zijn project werkten.”
Hoewel de STO-regeling zich strikt richt op vmbo-leerlingen, merkt Mabri dat leerlingen van havo en vwo ook graag deelnemen. “Formeel mogen we hen niet laten meedoen vanuit de subsidie, maar ze maken wel gebruik van dezelfde infrastructuur en faciliteiten,” zegt ze. Voor de toekomst ziet ze mogelijkheden in de nieuwe subsidieregeling Techkwadraat, die zich ook richt op andere onderwijsniveaus, inclusief havo en vwo. “Het zou zonde zijn om alle infrastructuur die we nu hebben opgebouwd niet te benutten.”
Lessen voor de toekomst
Terugkijkend op vijf jaar STO in Zeeland, ziet Mabri niet alleen successen, maar ook leerpunten. “COVID heeft ons bijvoorbeeld gedwongen om flexibeler te zijn,” zegt ze. “Videobellen werd ineens de standaard en heeft ervoor gezorgd dat we op een nieuwe manier konden samenwerken.” Ze benadrukt dat de flexibiliteit van DUS-I hierin cruciaal was. “Ze gaven ons de ruimte om rapportages aan te passen en samen te zoeken naar de beste manieren om te laten zien wat we met het geld deden.” Met een nieuwe programmaperiode op komst voor de jaren 2025-2028, is Mabri heel optimistisch. En dat is niet voor niets, want de basis is gelegd en de samenwerkingen zijn sterker dan ooit.