Vragen en antwoorden
Op deze pagina vindt u vragen en antwoorden over MDT 5a.
Algemeen
Penvoerders van MDT-projecten uit ronde 3, 4a 4b én 4c van ZonMw kunnen een subsidie aanvragen in ronde 5a. Bij de subsidieoproepen van ZonMw werd de penvoerder aangeduid als hoofdaanvrager. Elke penvoerder mag maximaal twee aanvragen indienen. Dit betekent dat partners uit 3, 4a, 4b en 4c geen aanvraag kunnen indienen. Wel kunnen deze partners, co-aanvragers en (nieuwe) organisaties meedoen als onderdeel van een samenwerkingsverband.
Heeft u nog niet eerder een MDT-project uitgevoerd en wilt u aanhaken bij een bestaand project? Na de verlening van subsidieronde 5a wordt op deze website een lijst van penvoerders gepubliceerd en kunt u penvoerders benaderen om te bekijken of u MDT-trajecten kunt gaan verzorgen binnen een bestaand MDT-project. Ook kunt u uw wensen kenbaar maken via MDTsubsidies@minvws.nl. Het MDT-team kijkt vervolgens of er aansluitmogelijkheden zijn binnen het bestaande netwerk.
Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie zijn:
- MDT-trajecten:
- Jongeren gaan MDT-trajecten lopen bij instellingen en bedrijven. Het MDT-project zal hiervoor vergelijkbare variant(en) aanbieden als in het vorig traject (Basis, Plus en Intensief). Let op: Het is dus niet toegestaan om in ronde 5a een andere variant uit te voeren dan die u al in uw eerdere project met subsidie uit ronde 3, 4a 4b of 4c van ZonMw heeft uitgevoerd.
- Het werven, matchen en begeleiden van jongeren. Activiteiten voor de werving, voor de intake en voor de inzet van begeleiders van jongeren, zowel door de trajectbegeleider als door begeleiders in de organisatie(s) waar de jongeren het MDT-traject uitvoeren.
- Het werven en begeleiden van instellingen waar jongeren een MDT-traject kunnen doorlopen.
- Opschaling (optioneel):
- Voor nieuwe activiteiten die bijdragen aan de opschaling en het vergroten van het bereik van jongeren kan maximaal 10% verhoging van het vaste bedrag per MDT-traject worden aangevraagd als opschalings- en uitbreidingsbudget. Het betreft nieuwe activiteiten die in eerdere projecten niet eerder zijn uitgevoerd, of bijvoorbeeld extra activiteiten voor opschaling in een nieuw werkgebied en die bijdragen aan de opschalingsdoelstelling.
- MDT ondersteuning:
- Het uitvoeren en bewaken van de kwaliteit van het MDT-project, zoals aansturing en het uitvoeren van een kwaliteitscyclus.
- Het verduurzamen van het MDT-project, bijvoorbeeld door fondsen te werven.
- Coördinerende en administratieve activiteiten door de penvoerder.
- Afstemmings- en kennisdelingsactiviteiten met en binnen het MDT-netwerk.
Activiteiten die al bekostigd worden met andere overheidsmiddelen, bijvoorbeeld onderwijsgeld of een subsidie van een proeftuin uit de eerste of tweede MDT-subsidieronde, zijn niet subsidiabel. Deze kosten komen niet nogmaals voor subsidie in aanmerking om dubbele financiering te voorkomen. Alleen aanvullende kosten kunnen voor de subsidie worden opgenomen in de begroting.
U mag kosten maken vanaf de datum waarop u uw aanvraag indient. Als uw subsidieaanvraag wordt toegekend, mag u deze kosten opvoeren ten laste van de subsidie. Als u een afwijzing krijgt, zijn deze kosten voor eigen risico.
Het is ook toegestaan om pas te beginnen met activiteiten na het ontvangen van de verleningsbeschikking (toekenning). Daarbij geldt wel dat de activiteiten uiterlijk 6 maanden na ontvangst van de verleningsbeschikking moeten zijn gestart.
Bij de aanvraag levert u een intentieverklaring voor de samenwerking in. Hierin wordt opgenomen met welke organisaties een samenwerking wordt aangegaan. Bijvoorbeeld MDT-partijen of bedrijven in het kader van maatschappelijk verantwoord Ondernemen (MVO). Uiterlijk 12 maanden na de start van het project moet de intentieverklaring worden omgezet in een samenwerkingsovereenkomst.
Van aanvragers met ervaring wordt verwacht dat ze in ronde 5a minder opstart- en ontwikkelkosten zullen hebben in vergelijking met het voorgaande project. Daarom is er een efficiencykorting van 5% toegepast in de regeling.
De efficiencykorting wordt als volgt berekend:
De kostprijs die in het voorgaande MDT-project is goedgekeurd door ZonMw wordt vermenigvuldigd met 0,95. Stel: de kostprijs was € 1000 per traject, de nieuwe kostprijs wordt dan € 950 (€ 1000 x 0,95).
In ronde 5a wordt uitgegaan van de kostprijs voor een MDT-traject per jongere, die bij de aanvraag van het laatste voorgaande MDT-project is goedgekeurd door ZonMw. Als er in het voorgaande MDT-project meerdere MDT-varianten zijn uitgevoerd, worden ook meerdere kostprijzen berekend. De penvoerders van MDT-projecten uit ronde 3, 4a, 4b en 4c van ZonMw ontvangen van DUS-I een preanalyse met de nieuwe kostprijs, voorzien van een toelichting.
Bent u het niet eens met de preanalyse? Dan mag u in de aanvraag een andere kostprijs opgeven en moet u dit motiveren en onderbouwen met bewijs. Vervolgens zal de beoordelingscommissie de onderbouwing beoordelen en een kostprijs vaststellen. Wilt u meer weten over hoe de berekening in de preanalyse tot stand is gekomen en waar op gelet zal worden bij de beoordeling van uw motivatie? Neem dan contact op met DUS-I.
De kostprijs minus de 5% efficiencykorting mag met maximaal 10% worden verhoogd wanneer er activiteiten in het kader van ‘het opschalings- en samenwerkingsbudget voor het uitbreiden van samenwerkingsverbanden en het opschalen van MDT-programma’ worden uitgevoerd.
Er is € 170 miljoen beschikbaar voor aanvraagronde 5a. Als het totaal van alle toegekende aanvragen hoger ligt dan dat bedrag, dan wordt het beschikbare bedrag evenredig verdeeld. Dit betekent dat iedereen een gedeeltelijk verlaagd bedrag toegewezen kan krijgen. DUS-I zal in dit geval eerst contact opnemen met alle aanvragers die in principe een toekennning gaan krijgen. Aanvragers mogen dan aangeven of zij het project willen uitvoeren voor het voorgestelde verlaagde bedrag, of dat ze de aanvraag willen intrekken. Als het subsidiebedrag wordt verlaagd, mogen aanvragers het aantal uit te voeren MDT-trajecten proportioneel verlagen.
Als het budget evenredig wordt verdeeld, dan heeft dit ook invloed op het bedrag voor de cofinanciering. De subsidiabele kosten moeten dan voor 25% gecofinancierd blijven, maar het absolute bedrag zal dan lager uitvallen.
De financiering van de opgegeven activiteiten in de subsidieaanvraag moeten voor ten minste 25% worden ondervangen via cofinanciering. De activiteiten kunnen dus voor maximaal 75% worden bekostigd met subsidiegeld.
Financiering is mogelijk zowel ‘in kind’ als ‘in cash’.
- Met ‘in kind’ bedoelen we een waardeerbare bijdrage in de vorm van goederen of diensten (in natura, dus bijvoorbeeld in uren).
- Met ‘in cash’ bedoelen we een bijdrage in geld.
Er is geen minimale eis aan ‘in cash’ financiering. Cofinanciering kan ook volledig ’in kind’ zijn. Als het samenwerkingsverband dit wenst, is het mogelijk financiering met de inzet van uren te regelen. Let op dat er nog altijd wordt voldaan aan de subsidiecriteria die door de accountant worden gecontroleerd.
U kunt gebruikmaken van 5% garantstelling om gedurende het project te voldoen aan de cofinancieringseisen.
Bekijk de handreiking voor meer informatie.
DUS-I wil zeker weten dat cofinancierders van een project zich juridisch hebben verplicht tot de toegezegde bijdrage (‘in cash’ en/of ‘in kind’). Daarom moet bij de indiening van de MDT 5a-subsidieaanvraag ondertekende cofinancieringsverklaringen per cofinancierder worden aangeleverd.
Bij de vaststelling van de subsidie (na de afronding van de projectperiode) moet worden voldaan aan de vereiste van ten minste 25% aan cofinanciering. Bij de aanvraag zal de cofinanciering mogelijk niet volledig rond zijn. Daarom is bepaald dat de partijen (het samenwerkingsverband) bij het indienen van de aanvraag voor 5% van de subsidiabele kosten garant mogen staan.
Het is de verwachting dat de meeste aanvragers medio oktober een toekenning of afwijzing krijgen. Wilt u al eerder starten met uw activiteiten? Dan kunt u in de tussenliggende periode – op eigen risico – alvast een deel van de cofinanciering inzetten.
Bij verlening van de subsidie ontvangt u als aanvrager een voorschot van 60% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.
Na ontvangst en goedkeuring van de tweede voortgangsrapportage over 12 projectmaanden (dus in totaal 24 maanden), zal binnen 2 maanden 30% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag worden overgemaakt.
De laatste 10% wordt uitbetaald bij het besluit tot vaststelling van de subsidie. Het bedrag in het besluit tot vaststelling zal niet hoger zijn dan het bedrag dat genoemd is in de verleningsbeschikking.
Bij de subsidieaanvraag 5a moet de penvoerder verklaren dat er geen sprake is van dubbele financiering. Activiteiten die al worden bekostigd uit andere overheidsmiddelen, bijvoorbeeld een MDT-project via ZonMw, onderwijsgeld, et cetera, zijn daarom niet subsidiabel. Deze kosten mogen niet nogmaals voor subsidie in aanmerking komen, want anders is er sprake van dubbele financiering. Als er een tweede aanvraag binnen MDT 5a wordt aangevraagd en toegekend, moet deze ook een eigen projectadministratie krijgen.
Om elke schijn van dubbele financiering te voorkomen, is het belangrijk om een goed gescheiden projectadministratie te voeren. De accountant controleert dit bij de eindverantwoording.
Organisaties hebben van DUS-I een rekenblad ontvangen waar helaas een fout in staat. Op het tweede tabblad voor het activiteitenplan en de begroting is per ongeluk een verkeerde berekening opgenomen in de cellen F36 en G36. Deze zijn geel gemarkeerd in de afbeelding hieronder.
Het gaat om de subtotalen van de activiteiten voor opschaling en samenwerking. Hierin worden in het rekenblad onterecht ook de onvoorziene kosten meegenomen.
Maar dit is geen probleem voor de berekening van de totale kosten. In het derde subtotaal voor activiteiten voor opschaling en samenwerking in kolom K kloppen de bedragen namelijk wél. Ook de berekening van het totale bedrag in cel K40 klopt.
De aanvrager moet bij het opstellen van de begroting en het samenstellen van de cofinanciering redelijke tarieven hanteren, die gangbaar zijn volgens algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes.
Wij adviseren u om kosten zo veel als mogelijk op te voeren met een gemiddeld rekentarief per medewerker per uur, inclusief een opslag voor overhead. Dit betekent dat de meeste kosten voor faciliteiten en materiaal in dit rekentarief worden opgenomen, en dat u alleen bijzondere en incidentele kosten voor faciliteiten en materiaal apart kunt opvoeren (bijvoorbeeld voor werving of training).
Als richtlijn voor een gemiddeld rekentarief geldt maximaal schaal 11 inclusief overhead uit de Handleiding Overheidstarieven (HOT) voor 2022, van € 81 per uur voor interne medewerkers. Voor externe medewerkers is dit een tarief van € 97 per uur. U mag lagere of hogere tarieven hanteren. Als u een hoger tarief opneemt, moet u motiveren waarom u dit noodzakelijk vindt.
Wij adviseren u om kosten zo veel als mogelijk op te voeren met een gemiddeld rekentarief per medewerker per uur, inclusief een opslag voor overhead. Dit betekent dat de meeste kosten voor faciliteiten en materiaal in dit rekentarief worden opgenomen en dat u alleen bijzondere en incidentele kosten voor faciliteiten en materiaal apart opneemt in de begroting (bijvoorbeeld voor werving of training).
U moet voor de berekening van de personele inzet en de dekking van uw vaste kosten een redelijk tarief hanteren, dat gangbaar is volgens algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes. Als richtlijn hiervoor geldt maximaal schaal 11 inclusief overhead uit de Handleiding Overheidstarieven (HOT) voor 2022, van € 81 per uur voor interne medewerkers. Voor externe medewerkers is dit een tarief van € 97 per uur. U mag lagere of hogere tarieven hanteren. Als u een hoger tarief opneemt, moet u motiveren waarom u dit noodzakelijk vindt.
Ja, dit mag. Wijzigingen in het samenwerkingsverband moet u aan ons melden.
Data Sharing Agreement (DSA)
Het doel van een Data Sharing Agreement (DSA) is dat de uitvoerende organisaties en de penvoerder binnen het samenwerkingsverband ongehinderd, maar wel volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), persoonsgegevens van MDT-deelnemers kunnen uitwisselen die horen bij de uitvoering van de MDT-trajecten. Dit is nodig om 3 redenen:
- De penvoerder heeft deze gegevens nodig voor controle en verantwoording van de subsidie. In de praktijk zal de accountant dit doen en in bijzondere gevallen kan DUS-I dit ook doen.
- Voor het goed functioneren van het samenwerkingsverband (onder andere voor begeleiding, maar ook voor vergoedingen, trainingen, et cetera).
- De penvoerder beschikt over gegevens die nodig zijn voor het MDT-beleidsonderzoek.
De penvoerder moet de eigen accountant inzage geven in de deelnemersregistratie. Dit is nodig voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de verstrekte subsidie. Het gaat er dan bijvoorbeeld om dat de accountant controleert of er geen ‘spookdeelnemers’ zijn, dat deelnemers maximaal tweemaal een MDT-traject doorlopen en dat MDT-extra ook daadwerkelijk wordt aangeboden aan jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte. Er wordt dan niet specifiek gevraagd naar gegevens van individuele jongeren, maar er wordt gecontroleerd of de penvoerder een goede administratie voert en voldoet aan de eisen van de subsidieregeling.
DUS-I kan ook in het kader van een steekproefcontrole inzage vragen in de deelnemersregistratie van de penvoerder. Dit is ook voor het controleren van de rechtmatigheid van de verstrekte subsidie. DUS-I mag de registratie alleen inzien en zal dus niet beschikken over deze gegevens.
De datum die op de beschikking staat is in principe leidend, dus niet de startdatum van het project. Zie artikel 9, lid 1, sub d van de regeling: “de penvoerder is verplicht binnen twee maanden nadat de subsidie is verleend een data sharing agreement te ondertekenen en in te dienen bij de minister”.
De penvoerder ondertekent samen met de uitvoerende organisaties de DSA. In de beschikking en de regeling staat dat de penvoerder verplicht is om binnen 2 maanden nadat de subsidie is verleend een DSA te ondertekenen en in te dienen (artikel 9, lid 1 onderdeel d van de regeling). Dit artikel verwijst naar dat de penvoerder verantwoordelijk is voor ondertekening, maar de DSA moet worden ondertekend door alle uitvoerende organisaties en de penvoerder. Als de DSA niet wordt ondertekend, voldoet de penvoerder niet aan een belangrijke eis van de regeling en kan de verstrekte subsidie niet worden verantwoord en vastgesteld.
De benodigde gegevens van MDT-deelnemers (zie bijlage B van de DSA) mogen niet geanonimiseerd worden gedeeld binnen het samenwerkingsverband. De penvoerder verzamelt deze gegevens, omdat deze namens het samenwerkingsverband verantwoordelijk is voor de verantwoording van de verstrekte subsidie. De accountant van de penvoerder moet bijvoorbeeld kunnen controleren of er geen ‘spookdeelnemers’ zijn en dat deelnemers maximaal tweemaal een MDT-traject doorlopen. In bijzondere gevallen mag DUS-I dat ook controleren (steekproefcontrole). Als de gegevens van de MDT-deelnemers anoniem zijn, dan is deze controle niet mogelijk en kan de verstrekte subsidie niet worden verantwoord en vastgesteld.
U bent verplicht om het format te gebruiken. Als u kleine wijzigingen wilt aanbrengen in de DSA dan is dat alleen toegestaan als die de strekking ervan niet veranderen. U hoeft deze wijzigingen niet voor te leggen aan DUS-I. Het is uw verantwoordelijkheid als penvoerder om een goede gegevensuitwisseling mogelijk te maken binnen uw samenwerkingsverband en dat dit volgens de AVG gebeurt.
Als deze gegevensuitwisseling niet goed geregeld is, kunt u mogelijk niet volledig voldoen aan Art. 9 lid h van de Regeling (medewerking aan beleidsonderzoek) en kunt u uw project niet verantwoorden conform Art. 12 (accountantscontrole). Als de penvoerder de verstrekte subsidiemiddelen niet kan verantwoorden, kan de subsidie niet worden vastgesteld.
Ja, het is verplicht dat álle samenwerkingspartners een DSA ondertekenen. Een nieuwe samenwerkingspartner moet ook gegevens met de penvoerder delen, zodat de penvoerder aan de verplichtingen van de regeling kan voldoen waaronder het beleidsonderzoek en de (eind)verantwoording van de subsidie inclusief controle door de accountant.
Het invullen van de jongerenvragenlijst en een responspercentage van 70% behalen staat los van de DSA. Deze verplichting staat in artikel 9 lid 1 sub c van de regeling.
De vragenlijst is nodig voor beleidsonderzoek, zodat de minister zijn subsidieomvang, de deelname en ervaringen van de jongeren en hiermee de effectiviteit van MDT kan verantwoorden aan de Tweede Kamer.
U verstuurt de ondertekende DSA naar DUS-I via mdtsubsidie@minvws.nl onder vermelding van uw projectnummer.
Accountantsprotocol
Ga naar het accountantsprotocol MDT 5a.
Nee. Informatie over de voorwaarden en verplichtingen van de eindverantwoording is beschikbaar sinds de publicatie van de regeling. De voorwaarden en verplichtingen zijn niet tussentijds aangescherpt in het accountantsprotocol. Als u vragen heeft over uw projectadministratie, neem dan eerst contact op met uw eigen accountant.
Voor alle mogelijke prestatiebewijzen verwijzen wij u naar de toelichting bij artikel 12 van de subsidieregeling of de opsomming op pagina 8 in het accountantsprotocol. Het is niet verplicht om alle documenten uit de opsomming aan te leveren.
Meer informatie
Staat uw vraag er niet tussen? Ga naar doemeemetmdt.nl, bekijk de regeling, de eerste wijzigingsregeling, de tweede wijzigingsregeling, de samengevoegde regeling waarin de wijzigingen verwerkt zijn, of neem contact met ons op. U ontvangt binnen 2 werkdagen een reactie.